Neurofibromatose type 1 (NF1) is een genetische aandoening en valt onder de groep van de neurocutane aandoeningen. NF1 komt ongeveer bij 1 op de 2500-3000 mensen voor. Een foutje (mutatie) in het NF1-gen is verantwoordelijk voor de aandoening.
Het NF1-gen ligt op chromosoom 17. Het NF1-gen is nodig voor de aanmaak van het eiwit neurofibromine. Door deze mutatie in het NF1 gen wordt er niet voldoende of een slecht functionerend neurofibromine aangemaakt in de lichaamscellen. De functie van neurofibromine is om een eiwit te remmen, genaamd RAS. Als het RAS-eiwit te actief is, veroorzaakt het ongelimiteerde celgroei. Normaliter remt neurofibromine het RAS-eiwit en daardoor houdt het de celgroei binnen de perken. Bij mensen met geen, weinig of een slecht functionerend neurofibromine is de rem los en kunnen er voornamelijk goedaardige gezwellen ontstaan, met name in de huid, maar ook elders in het lichaam.
De mutatie in het NF1-gen is ook verantwoordelijk voor de cognitieve-, gedrag-, leer- en psychosociale problemen die voorkomen bij NF1. Het lijkt erop dat neurofibromine en het RAS-eiwit een rol spelen bij de communicatie tussen hersencellen.
Het is belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen gegeneraliseerde NF1 en mozaïek vorm van NF1. Gegeneraliseerde NF1 wil zeggen dat de mutatie in het NF-1 gen in alle lichaamscellen aanwezig is. De mozaïek vorm van NF1 betekent dat er een gedeelte van de lichaamscellen het gemuteerde gen bevat. Vaak wordt dit laatste ook met de term mozaïcisme aangeduid. Deze vorm van NF1 wordt meestal gekenmerkt door aan een lichaamsdeel gelokaliseerde symptomen en een mildere uiting en verloop van de ziekte. Segmentale NF1 komt veel minder vaak voor dan gegeneraliseerde NF1.
Er zijn reeds vele mutaties aangetoond die verspreid liggen over het NF1-gen. Slechts voor enkele mutaties zijn er aanwijzingen dat er misschien een verband is tussen de mutatie en de ernst van de ziekte. Zo is bijvoorbeeld bekend dat bij NF1 patiënten bij wie het NF-1 gen volledig ontbreekt (microdeletie), de aandoening zich vaker ernstiger presenteert met bijvoorbeeld (plexiforme) neurofibromen en leerproblemen.
november 2019